In de jaren zestig was er nog de goudstandaard. Goud kostte $35 per ounce. Iedere $35 moest dus worden gedekt door één ounce goud. En de gulden/frank hadden een vaste dollarkoers. Geld printen was niet mogelijk. Of toch?
De VS was onder Lyndon Johnson de Vietnam-oorlog begonnen en diezelfde Johnson verhoogde daarnaast allerlei uitkeringen om zo een ideale samenleving te bewerkstelligen. De kosten (en dus begrotingstekorten) liepen uit de klauwen en de Amerikanen begonnen in het geniep geld te printen.
Dat ging een tijd lang goed (zoals manipulatie altijd een tijd lang goed gaat), totdat de Franse president De Gaulle de zaak niet meer vertrouwde. Hij stuurde Frankrijks dollarvoorraad naar de VS en eiste daarvoor levering van fysiek goud.
De Amerikaanse goudreserves daalden eind jaren ’60 in onrustbarend tempo. Dat leidde ertoe dat Nixon de dollar in 1971 officieel loskoppelde van goud. Waarna jaren van hoge inflatie volgden en de goudprijs steeg tot maar liefst $800 begin 1980.
Het begon met teveel geld uitgeven, vervolgens manipulatie om begrotingstekorten af te dekken en daarna iemand die als eerste besloot dat hij de zaak niet vertrouwde en eiste dat hij in fysiek goud werd betaald.