Toen ik in 1998 nog werkzaam was bij Citicorp, de voorloper van het huidige Citigroup, had ik een aantal opties Citigroup gekregen als bonus. De Azië crisis brak uit en in een of andere dealing room in New York of London had iemand namens Citicorp belegd in Russische obligaties die op slag waardeloos werden. Er werd een groot verlies geleden, de aandelenkoers zakte en mijn opties werden ineens (achteraf tijdelijk) waardeloos.
Ik herinner me nog hoe boos wij waren. Overal in de wereld werkten we hard aan het succes van Citicorp en het waren juist van die ‘snelle jongens’ in een compleet andere divisie die het met hun arrogante beleggingsgedrag even voor ons allemaal verknalden.
Uiteraard begrepen we ook heel goed dat er nog ergens iets niet klopte, want hoe was het mogelijk dat die gasten zomaar dit soort risicovolle dingen konden doen? Waar we nog bozer over waren: wij hadden over zaken van 1000 euro ruzie met die zeurkousen van interne controle én we hadden ieder jaar controleurs van de nationale bank over de vloer, van de Fed, van de belastingdienst etc.
Hoe kon het dat wij constant met dit soort volk te maken hadden en dat tegelijkertijd mensen in een dealing room in London voor miljarden aan risico’s konden nemen?
Nu weet ik het antwoord. Mensen die anderen controleren, controleren graag dat wat ze zelf begrijpen.
100 bankdivisies
Wij scheren al die bankmensen over één kam. Zo’n enorme bank heeft echter gemakkelijk 100 divisies, waarvan er 99 normaal tot kerngezond zijn. De schade wordt in één divisie veroorzaakt. Hoe zouden de mensen in die 99 andere divisies zich voelen? Ze zijn boos op hun collega’s die dit hebben verzoorzaakt, boos op hun directie, maar worden tegelijkertijd door het publiek ofwel met de nek, ofwel meewarig aangekeken.
Geldproblemen? Spullen verkopen!
Een gegeven is dat er meer dan genoeg geld in de wereld is. En dus zijn er genoeg investeerders die graag gezonde bankdivisies willen kopen. Als wij particulieren in geldnood komen, worden we gedwongen om onze waardevolle spullen te verkopen. Bedrijven als ING en AIG (en al die anderen) hoefden dit niet, want zij waren “too big to fail”.
Bedrijven die er een puinhoop van maken, worden normaal gezien door de situatie waarin ze terecht komen, gedwongen om hun winstgevende divisies te verkopen. Met de opbrengst daarvan kunnen ze hun schade betalen. Dat er in zo’n geval van AIG of ING of Citi weinig overblijft, is daarvan een logisch gevolg. Beleggers zouden niets overhouden, maar dat risico hoort bij beleggen. De klanten zouden gewoon een andere naam op hun bankafschrift zien, de medewerkers zouden grotendeels hun baan behouden en misschien zelfs een leukere baas krijgen en de belastingbetaler zou niet moeten opdraaien voor het belonen van slecht management.
Nog een bijkomend voordeel: wie weet zouden er meerdere kleine financiële instellingen ontstaan. Kleinere, overzichtelijke banken die misschien zelfs een ouderwets goede service zouden verlenen. Gezonde concurrentie.
Volgens de politici zou dat scenario een ramp zijn. Too big to fail…