Politici roeren zich..

…en dat leidt op termijn altijd tot problemen. Vorige week schreef ik al in deze nieuwsbrief dat de Verenigde Staten, China en Europa elkaar importheffingen opleggen over schroeven, moeren en staal. Dat doen landen altijd als ze vinden dat ze benadeeld worden omdat hun valuta te sterk is ten opzichte van een andere. Politici vinden zichzelf dan de beschermer van een of andere nationale industrie en leggen dit soort heffingen op.

Oplopende spanningen
We zien steeds meer tekenen van oplopende spanningen op dit front. De Franse president Sarkozy vindt dat de valutamarkten uit balans zijn en vindt dat de Chinese Yuan en de Amerikaanse dollar veel te laag staan. Daaronder lijdt de Europese export, waarvan (uiteraard) vooral de Franse export gevoelig is voor valutaschommelingen. Ook de nieuwe Japanse minister van Financiën vindt dat zijn eigen Japanse Yen veel te duur is en verklaarde op zijn eerste persconferentie dat hij zal streven naar een lagere wisselkoers van de Japanse Yen. Hij moest zijn woorden nadien onder zware politieke druk afzwakken, maar dat zegt uiteraard niets over zijn daadwerkelijke mening.

Wie de laagste wisselkoers…
Alle politici willen dat hun eigen munt zo laag mogelijk gewaardeerd zien en zijn bang dat ze benadeeld worden zodra die duurder is ten opzichte van andere valuta. Dit gaat onvermijdelijk lijden tot protectionisme en hogere prijzen. De prijs van ijzererts steeg de afgelopen weken bijvoorbeeld al met 30% nadat India er een exportheffing op had gelegd.

Waar is de tijd gebleven?
Zoals zo vaak doen politici exact het omgekeerde van wat voor een gezonde economie op de langere termijn nodig is. Ze proberen wisselkoersen te beïnvloeden terwijl dat iets is wat op termijn altijd als een boomerang weer keihard midden in je gezicht terug ketst. Waar is de tijd gebleven van de Nederlandse en Duitse economie bekend stonden om hun harde valuta en ondanks (of juist dankzij) dat tegelijk om hun enorme concurrentiekracht?

 

Deel dit artikel per mail of via uw sociale media: